Achtergronden

Eik en Linde gaat Europees

Sinds 2006 stelt het Amsterdamse Barokensemble Eik en Linde zich ten doel op twee manieren het Europese muziekleven in de late zeventiende en een groot gedeelte van de achttiende eeuw in zijn programmering in kaart brengen. Daarvoor zijn twee rode draden ontwikkeld die elk vanuit een andere invalshoek de mogelijkheid bieden een licht te werpen op het Europese muziekleven. In Amsterdam, muzikale navel van Europa staan de uitgaven van internationale componisten centraal die gedurende bijna 60 jaar in Amsterdam zijn verschenen, in De Europeaan Haydn wordt het oeuvre van grootmeester Haydn geconfronteerd met de muziek die Haydn beïnvloedde én de muziek die door Haydn zelf is beïnvloed.

Amsterdam, muzikale navel van Europa

De geschiedenisboeken zijn het er over eens dat Nederland rond 1700 niet kon bogen op grote muzikale talenten. Er waren geen Nederlandse equivalenten van Monteverdi, Cavalli, Schütz, Lully of Purcell. Belangrijke redenen hiervoor waren het muzikaal niet-geïnteresseerde hof en de calvinistische kerk waar muziek lange tijd bestond uit het éénstemmig onbegeleid zingen van psalmen en gezangen. Dit betekende overigens niet dat er helemaal geen muziekleven was. De vele liedboeken getuigen ervan dat er veel werd gezongen (o.a. op teksten van Hooft, Vondel en Bredero) en op de schilderijen zijn vaak muziekinstrumenten afgebeeld. Ook zeventiende-eeuwse inventarissen (zoals van de Amsterdamse stadsmuzikant Anton Pannecoeck of de Delftse bierbrouwer Cornelis Graswinckel) tonen aan dat er in huis en vriendenkring (zoals in de Collegia Musicorum van Utrecht, Arnhem, Leeuwarden) werd gemusiceerd. Maar de schaal van het hof van de Zonnekoning of de praalzieke Romeinse kardinalen werd echter niet benaderd.

Des te wonderlijker is het dat in de Europese verspreiding van muziek rond 1700 Amsterdam een grote rol speelde. In deze ontwikkeling was de protestante Fransman Estienne Roger cruciaal. Na de herroeping van het Edict van Nantes vluchtte hij uit Frankrijk en vestigde zich in Amsterdam. Tussen 1696 en 1743 publiceerde zijn uitgeverij (later overgenomen door Michel-Charles Le Cène) ruim zeshonderd drukken met muziek van de belangrijkste componisten uit heel Europa. Het o n.t.b.reken van copyright was hem daarbij zeer behulpzaam. Hij herdrukte uitgaven van buitenlandse collega’s en concurrenten, maar bouwde ook contacten op met componisten van naam. Waar zijn buitenlandse collega’s zich meestal tot locale componisten beperkten, keek Roger in heel Europa. Zijn distributienetwerk omvatte o.a. agenten Londen, Brussel, Berlijn en Hamburg en zijn edities zijn dan ook op grote schaal verspreid. Tal van componisten kregen dankzij de Amsterdamse firma een internationale faam. De catalogus bevatte grote namen als Albinoni, Corelli, Geminiani, Locatelli, Lully, Marais, Marcello, Quantz, Telemann, Torelli, Veracini en Vivaldi, maar ook minder bekende meesters als Albicastro, Bassani, Bonporti, La Barre, Le Bègue, Taglietti en Valentini.

Eik en Linde stelt zich ten doel (een deel van) de nalatenschap van Roger en Le Cène weer tot klinken te brengen. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de bibliotheek van het Nederlands Muziekinstituut in Den Haag waar een groot aantal originele drukken van Roger en Le Cène bewaard worden en waar getracht wordt door middel van kopieën en microfiches de gehele catalogus van de Amsterdamse muziekuitgevers toegankelijk te maken.

Uiteraard brengt Eik en Linde de belangrijkste werken uit die catalogus ten gehore (het feest der herkenning voor het publiek), maar daarnaast neemt het ensemble ook minder bekende componisten uit het fonds op zijn repertoire. Dat gebeurt uit nieuwsgierigheid maar ook als eerbetoon aan het werk van de Amsterdamse drukkers. Zo drukt Eik en Linde als Amsterdams ensemble zijn verbondenheid uit met een verleden waarin Amsterdam in geheel Europa hoog aangeschreven stond.

De Europeaan Haydn

Als de firma Roger & Le Cène in 1743 ophoudt te bestaan, staat Haydn – elf jaar oud en koorknaap aan de Weense Stephansdom – nog maar aan het begin van zijn muzikale carrière. Vanaf 1761 schrijft hij een omvangrijk oeuvre dat in eerste instantie bestemd is voor de Esterhazy’s, de familie die hij bijna dertig jaar van zijn leven zal dienen. Zijn contract verbiedt hem om de muziek elders dan in de directe omgeving van zijn broodheer te laten klinken. Het duurt echter niet lang voor Haydns naam toch in Europa circuleert als een van de belangrijkste componisten van zijn tijd. Hij wordt het voorbeeld van tal van (jongere) tijdgenoten. Zijn composities zijn populair in heel Europa en vinden hun weg naar o.a. Duitsland, Frankrijk, Spanje en zelfs naar Zuid-Amerika.

Pas in de laatste 25 jaar van zijn leven heeft Haydn (1732-1809) zijn internationale roem ten volle kunnen uitbuiten. Hij krijgt opdrachten uit heel Europa: de Parijse Loge Olympique bestelt zes symfonieën, de kathedraal van Cadiz (Spanje) geeft opdracht voor een verklanking van de Zeven kruiswoorden en impresario Salomon in Londen brengt Haydn twee keer naar Londen, in beide gevallen schrijft Haydn zes symfonieën voor zijn verblijf aldaar. Toch is er alle reden om ook het vroegere repertoire van Haydn te verkennen in Europees verband. In de rode draad ‘De Europeaan Haydn’ legt ensemble Eik en Linde verbindingen tussen Franz Joseph Haydn en zijn verspreidingsgebied. In een reeks projecten wordt steeds muziek van Haydn gespeeld in combinatie met muziek uit één land. Daarbij zal de ene keer worden gekeken naar de invloeden die Haydn uit het betreffende land kan hebben ondergaan (Italië bijvoorbeeld), in een ander project naar de invloeden die hij heeft uitgeoefend op componisten in het land in kwestie (zoals Frankrijk). Resultaat zijn attractieve programma’s waarin de erkende kwaliteit van Haydns oeuvre (met een accent op de symfonieën) kan botsen met het lokale talent of juist de oorspronkelijkheid van het lokale talent kan duidelijk maken. In 2007 en 2008 zijn op die manier Italië en Frankrijk aan de orde gekomen waarbij het werk van Haydn werd getoond in de context van muziek van o.a. Giovanni Battista Sammartini (Italië) en de Chevalier de Saint-George en Haydns leerling Ignace Pleyel (Frankrijk).

Het omvangrijke symfonische oeuvre van Haydn lijkt te behoren tot de vaste canon van wat de orkesten (zowel die op authentieke als op moderne instrumenten) regelmatig spelen. Die schijn bedriegt: het zijn vooral de latere symfonieën (de zogenaamde Parijse en Londense) die met een zekere regelmaat tot klinken komen. Eik en Linde zal zich juist toeleggen op de vroegere symfonieën, enerzijds omdat de omvang van het ensemble daarvoor toereikend is, anderzijds omdat het overgrote merendeel van die vroegere werken maar zeer incidenteel wordt uitgevoerd.